DownloadPreken.nl is nog in ontwikkeling, fouten kunnen nog voorkomen. Wilt u ze doorgeven?

Ds. C. Westerink - Jeremia 32:1-27

Ds. C. Westerink • Jeremia 32:1-27


Jeremia 32

Herziene Statenvertaling (Uitgeverij Jongbloed)

1 Het woord dat van de HEERE tot Jeremia gekomen is in het tiende regeringsjaar van Zedekia, de koning van Juda. Dit jaar was het achttiende jaar van Nebukadrezar.
2 Het leger van de koning van Babel hield toen Jeruzalem belegerd, en de profeet Jeremia zat opgesloten op het binnenplein van de wacht die bij het huis van de koning van Juda ligt,
3 waar Zedekia, de koning van Juda, hem had opgesloten en had gezegd: Waarom profeteert u: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik ga deze stad in de hand van de koning van Babel geven en hij zal haar innemen,
4 en Zedekia, de koning van Juda, zal aan de hand van de Chaldeeën niet ontkomen, want  hij zal zeker in de hand van de koning van Babel gegeven worden. Hij zal van mond tot mond met hem spreken  en oog in oog met hem staan. 
5 Hij zal Zedekia naar Babel doen gaan. Daar zal hij blijven, totdat Ik naar hem zal omzien, spreekt de HEERE. Wanneer u tegen de Chaldeeën strijdt, zult u niet voorspoedig zijn.
6 Jeremia zei: Het woord van de HEERE kwam tot mij:
7 Zie, Hanameël, de zoon van uw oom Sallum zal naar u toe komen en zeggen: Koop voor uzelf mijn akker die in Anathoth is, want u hebt het recht van lossing om hem te kopen.
8 Hanameël, de zoon van mijn oom, kwam, overeenkomstig het woord van de HEERE, naar mij toe op het binnenplein van de wacht. Hij zei tegen mij: Koop toch mijn akker die in Anathoth is, dat in het land van Benjamin is, want u hebt het recht van bezit en u hebt het recht van lossing. Koop hem voor uzelf! Toen wist ik dat dit het woord van de HEERE was.
9 Dus kocht ik van Hanameël, de zoon van mijn oom, de akker die in Anathoth is. Ik woog voor hem het geld af, zeventien sikkel  zilver.
10 Ik ondertekende de koopbrief en verzegelde die, en liet door getuigen bevestigen dat ik het geld op een weegschaal had afgewogen.
11 Ik nam de koopbrief, die volgens het gebod en de verordeningen verzegeld was, en de opengelaten brief,
12 en gaf de koopbrief aan Baruch, de zoon van Neria, de zoon van Machseja, voor de ogen van Hanameël, de zoon van mijn oom, voor de ogen van de getuigen die de koopbrief hadden ondertekend, en voor de ogen van alle Judeeërs die op het binnenplein van de wacht zaten.
13 Ik gaf Baruch voor hun ogen deze opdracht en zei:
14 Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Neem deze brieven, deze koopbrief – de verzegelde en deze opengelaten brief – en doe ze in een aarden pot, zodat ze vele dagen in goede staat blijven.
15 Want zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Er zullen weer huizen en akkers en wijngaarden gekocht worden in dit land.
16 Ik bad tot de HEERE, nadat ik de koopbrief aan Baruch, de zoon van Neria, had gegeven:
17 Ach, Heere HEERE! Zie, Ú hebt de hemel en de aarde gemaakt door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekte arm. Niets is voor U te wonderlijk.
18  U, Die goedertierenheid bewijst aan duizenden, Die de ongerechtigheid van de vaderen vergeldt in de schoot van hun kinderen na hen, U, grote, machtige God – HEERE van de legermachten is Zijn Naam –
19 groot van  raad en machtig van daad (want Uw  ogen zijn open over alle wegen van de mensenkinderen, om eenieder te  geven overeenkomstig zijn wegen en overeenkomstig de vrucht van zijn daden),
20 U, Die tekenen en wonderen verricht hebt in het land Egypte tot op deze dag, in Israël en onder de andere mensen, en U hebt Uzelf een Naam gemaakt, zoals het heden ten dage is.
21 U leidde Uw volk Israël  uit het land Egypte, met tekenen en met wonderen, met sterke hand, met uitgestrekte arm en grote ontzagwekkende daden.
22 U gaf hun dit land, dat U hun vaderen gezworen had hun te zullen geven, een land dat overvloeit van melk en honing.
23 Zij kwamen en namen het in bezit, maar zij hebben niet geluisterd naar Uw stem en hebben niet volgens Uw wet gewandeld. Alles wat U hun geboden had om te doen, hebben zij niet gedaan. Daarom hebt U al dit onheil over hen doen afroepen.
24 Zie de belegeringsdammen! Zij zijn bij de stad gekomen om haar in te nemen, en de stad is, vanwege het zwaard, de honger en de pest, in de hand van de Chaldeeën gegeven, die tegen haar strijden. Wat U gesproken hebt, is gebeurd. En zie, U ziet het.
25 Toch hebt U Zelf tegen mij gezegd, Heere HEERE: Koop voor uzelf die akker voor geld en laat het door getuigen bevestigen. De stad is echter in de hand van de Chaldeeën gegeven.
26 Toen kwam het woord van de HEERE tot Jeremia:
27 Zie, Ik ben de HEERE, de  God van alle vlees. Zou ook maar iets voor Mij te wonderlijk zijn?

Gerelateerde preken

God loven in de gevangenis

Ds. C. Westerink • Handelingen 16:25 • lees meer

Ds. C. Westerink - Lukas 10:38-42

Ds. C. Westerink • Lukas 10:38-42 • lees meer

Ds. C. Westerink - Markus 15:16-20

Ds. C. Westerink • Markus 15:16-20 • lees meer