9 Het gebeurde nu, toen zij overgestoken waren, dat Elia tegen Elisa zei: Vraag mij wat ik voor u doen zal, voordat ik van u weggenomen word. Elisa zei: Laat er toch twee delen van uw geest op mij mogen zijn.
10 Maar hij zei: U hebt een moeilijke zaak gevraagd; als u mij zult zien als ik bij u vandaan weggenomen word, dan zal het u gebeuren, maar zo niet, dan zal het niet gebeuren.
11 Het gebeurde, terwijl zij al sprekend verdergingen, zie, dat er een vurige wagen met vurige paarden kwam, die tussen hen beiden scheiding maakte. Zo voer Elia in een storm naar de hemel.
12 Elisa zag het en hij riep: Mijn vader, mijn vader, wagen van Israël en zijn ruiters! En hij zag hem niet meer. Toen greep hij zijn kleren en scheurde ze in twee stukken.