38 God nu is niet een God van de doden, maar van de levenden, want voor Hem leven zij allen.
39 En sommigen van de schriftgeleerden antwoordden en zeiden: Meester, dat hebt U goed gezegd.
40 En zij durfden Hem verder niets meer te vragen.
41 En Hij zei tegen hen: Hoe kan men zeggen dat de Christus een Zoon van David is?
42 David zelf zegt namelijk in het boek van de psalmen: De Heere heeft gezegd tegen mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand,