21 En toen men lange tijd zonder eten geweest was, ging Paulus in hun midden staan en zei: O mannen, u had naar mij moeten luisteren en niet van Kreta weg moeten varen en zo deze hinder en schade moeten voorkomen.
22 Maar nu roep ik u ertoe op goede moed te hebben, want er zal geen verlies van iemands leven onder u zijn, maar alleen van het schip.
23 Want deze nacht stond er bij mij een engel van God, van Wie ik ben en Die ik ook dien;
24 die zei: Wees niet bevreesd, Paulus, u moet voor de keizer terechtstaan; en zie, God heeft u allen die met u varen, geschonken.
25 Heb daarom goede moed, mannen, want ik geloof God, dat het zo zal zijn als het mij gezegd is.
26 Wij moeten echter op een of ander eiland terechtkomen.