1 Israël brak op met alles wat hij had, en hij kwam in Berseba; daar bracht hij offers aan de God van zijn vader Izak.
2 En God sprak 's nachts tot Israël door visioenen en zei: Jakob! Jakob! En hij zei: Zie, hier ben ik.
3 En Hij zei: Ik ben God, de God van uw vader; wees niet bevreesd om naar Egypte te trekken, want Ik zal u daar tot een groot volk maken.