7 Broeders, ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat u vanaf het begin hebt gehad; dit oude gebod is het woord dat u vanaf het begin hebt gehoord.
8 Toch schrijf ik u een nieuw gebod, dat waar is in Hem en in u, want de duisternis gaat voorbij en het ware licht schijnt reeds.
9 Wie zegt dat hij in het licht is en zijn broeder haat, die is tot nog toe in de duisternis.
10 Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en er is in hem niets dat anderen doet struikelen.
11 Maar wie zijn broeder haat, is in de duisternis en wandelt in de duisternis, en weet niet waar hij heen gaat, omdat de duisternis zijn ogen verblind heeft.