22 Toen zei Elia tegen het volk: Alleen ík ben overgebleven als profeet van de HEERE, maar de profeten van de Baäl zijn met vierhonderdvijftig man.
23 Laat men ons dan twee jonge stieren geven. Laten zij voor zich de ene stier kiezen, die in stukken verdelen en op het hout leggen, maar ze mogen er geen vuur bij leggen. Dan zal ík de andere stier klaarmaken en op het hout leggen, maar er geen vuur bij leggen.
24 Roept u daarna de naam van uw god aan, dan zal ík de Naam van de HEERE aanroepen. En de God Die door vuur antwoordt, Die is God. En het hele volk antwoordde en zei: Dat is goed.
25 Elia zei tegen de profeten van de Baäl: Kies voor uzelf de ene jonge stier en maak die eerst klaar, want u bent met velen. Roep dan de naam van uw god aan, maar u mag er geen vuur bij leggen.
26 Zij namen de jonge stier die hij hun had gegeven, en maakten die klaar. Ze riepen de naam van de Baäl aan, van de morgen tot de middag: O Baäl, antwoord ons! Maar er kwam geen stem en er was niemand die antwoordde. Zij sprongen tegen het altaar aan, dat men gemaakt had.
27 En het gebeurde tijdens de middag dat Elia met hen begon te spotten en zei: Roep met luide stem! Hij is immers een god. Hij is vast in gedachten! Of hij heeft zich vast afgezonderd! Of hij is vast op reis! Misschien slaapt hij wel en moet hij wakker worden!
28 Zij riepen met luider stem en kerfden hun lichamen naar hun wijze van doen met zwaarden en speren, totdat het bloed over hen heen stroomde.
29 En het gebeurde, toen de middag voorbij was, dat zij in geestvervoering raakten, tot de tijd van het brengen van het graanoffer. Er kwam geen stem en er was niemand die antwoordde; er kwam geen teken van leven.