8 En er waren herders in diezelfde streek, die zich ophielden in het open veld en 's nachts de wacht hielden over hun kudde.
9 En zie, een engel van de Heere stond bij hen en de heerlijkheid van de Heere omscheen hen en zij werden zeer bevreesd.
10 En de engel zei tegen hen: Wees niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal,
11 namelijk dat heden voor u in de stad van David de Zaligmaker geboren is; Hij is Christus, de Heere.
12 En dit zal voor u het teken zijn: u zult het Kindje vinden in doeken gewikkeld en liggend in de kribbe.
13 En plotseling was er bij de engel een menigte van de hemelse legermacht, die God loofde en zei:
14 Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen.
15 En het geschiedde, toen de engelen van hen weggegaan waren naar de hemel, dat de herders tegen elkaar zeiden: Laten wij nu naar Bethlehem gaan en dat woord zien dat er geschied is, dat de Heere ons bekendgemaakt heeft.
16 En zij gingen met haast en vonden Maria en Jozef, en het Kindje liggend in de kribbe.
17 Toen zij Het gezien hadden, maakten zij overal het woord bekend dat hun over dit Kind verteld was.
18 En allen die het hoorden, verwonderden zich over wat door de herders tegen hen gezegd werd.
19 Maar Maria bewaarde al deze woorden en overlegde die in haar hart.
20 En de herders keerden terug en zij verheerlijkten en loofden God om alles wat zij gehoord en gezien hadden, zoals tot hen gesproken was.