1 Och, dat U de hemel zou openscheuren, dat U zou neerdalen,
dat de bergen voor Uw aangezicht zouden wegsmelten,
2 zoals vuur kreupelhout aansteekt,
en vuur het water laat opborrelen,
om Uw Naam aan Uw tegenstanders bekend te maken!
Laat zo de heidenvolken voor Uw aangezicht sidderen.
3 Toen U ontzagwekkende dingen deed, die wij niet verwachtten,
daalde U neer; voor Uw aangezicht smolten de bergen weg.
4 Ja, van oude tijden af heeft men het niet gehoord,
men heeft het niet ter ore genomen
en geen oog heeft het gezien, behalve U, o God,
wat Hij doen zal voor wie op Hem wacht.