1 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, een vliegende boekrol.
2 Hij zei tegen mij: Wat ziet u? En ik zei: Ik zie een vliegende boekrol. Zijn lengte is twintig el en zijn breedte tien el.
3 Toen zei Hij tegen mij: Dit is de vloek die zal uitgaan over heel het land. Volgens deze vloek zal namelijk ieder die steelt, vanhier weggevaagd worden, en volgens deze vloek zal ieder die een valse eed aflegt, vanhier weggevaagd worden.
4 Ik heb deze vloek doen uitgaan,
spreekt de HEERE van de legermachten.
Hij zal naar het huis van de dief gaan,
en naar het huis van hem die in Mijn Naam een valse eed aflegt.
Hij zal midden in zijn huis overnachten
en het vernietigen, met zijn hout en zijn stenen.