26 En zij zeiden opnieuw tegen hem: Wat heeft Hij met u gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen geopend?
27 Hij antwoordde hun: Ik heb het u al gezegd, maar u hebt niet geluisterd; waarom wilt u het nog eens horen? Wilt u soms ook Zijn discipelen worden?
28 Zij dan scholden hem uit en zeiden: U bent een discipel van Hem, maar wij zijn discipelen van Mozes.
29 Wij weten dat God tot Mozes gesproken heeft, maar van Deze weten wij niet waar Hij vandaan komt.
30 De man antwoordde en zei tegen hen: Er is toch iets wonderlijks in dat u niet weet waar Hij vandaan komt en dat Hij toch mijn ogen geopend heeft.
31 Wij weten toch dat God niet naar zondaars luistert, maar als iemand godvrezend is en Zijn wil doet, naar hem hoort Hij.
32 Door de eeuwen heen is het niet gehoord dat iemand de ogen van een blindgeborene geopend heeft.
33 Als Deze niet van God was, zou Hij niets kunnen doen.
34 Zij antwoordden en zeiden tegen hem: U bent geheel in zonden geboren, en onderwijst u ons? En zij wierpen hem de synagoge uit.
35 Jezus hoorde dat zij hem uit de synagoge geworpen hadden, en toen Hij hem gevonden had, zei Hij tegen hem: Gelooft u in de Zoon van God?
36 Hij antwoordde en zei: Wie is Hij, Heere, zodat ik in Hem kan geloven?
37 En Jezus zei tegen hem: Die u gezien hebt én Die met u spreekt, Die is het.
38 En hij zei: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem.