20 Wanneer uw zoon u morgen vraagt: Wat zijn dat voor getuigenissen, verordeningen en bepalingen die de HEERE, onze God, u geboden heeft?
21 dan moet u tegen uw zoon zeggen: Wij waren slaven van de farao in Egypte, maar de HEERE heeft ons met sterke hand uit Egypte geleid.
22 En de HEERE gaf tekenen en wonderen, groot en onheilbrengend, in Egypte, aan de farao en aan zijn hele huis, voor onze ogen.
23 Maar ons leidde Hij daarvandaan, om ons hierheen te brengen en ons het land te geven, dat Hij onze vaderen onder ede beloofd had.
24 En de HEERE gebood ons al deze verordeningen te houden, om de HEERE, onze God, te vrezen, ons ten goede, alle dagen, om ons in leven te houden, zoals het op deze dag is.
25 Het zal voor ons gerechtigheid zijn als wij al deze geboden nauwlettend in acht nemen, voor het aangezicht van de HEERE, onze God, zoals Hij ons geboden heeft.