7 Al mijn omstandigheden zal Tychikus, de geliefde broeder, trouwe dienaar en mededienstknecht in de Heere, u bekendmaken.
8 Hem heb ik met dit doel naar u toe gestuurd, opdat hij uw omstandigheden zou kennen en uw hart zou bemoedigen,
9 met Onesimus, de trouwe en geliefde broeder, die er een van u is; zij zullen u alles bekendmaken wat hier gebeurt.
10 Aristarchus, mijn medegevangene, groet u, en Markus, de neef van Barnabas, over wie u opdrachten ontvangen hebt – als hij bij u komt, ontvang hem dan –
11 en Jezus, die Justus genoemd wordt. Zij zijn de enigen van de besnijdenis die mijn medearbeiders zijn in het Koninkrijk van God; zij zijn mij ook een vertroosting geweest.
12 Epafras groet u, die er een van u is, een dienstknecht van Christus, die altijd voor u strijdt in de gebeden, opdat u, volmaakt en volkomen, vaststaat in heel de wil van God.
13 Want ik getuig van hem dat hij een grote ijver heeft voor u en voor hen die in Laodicea zijn, alsook voor hen die in Hiërapolis zijn.
14 Lukas, de arts, de geliefde, groet u, en Demas.
15 Groet de broeders die in Laodicea zijn, en Nymfas en de gemeente in zijn huis.
16 En wanneer deze brief door u gelezen zal zijn, zorg er dan voor dat hij ook in de gemeente van de Laodicenzen gelezen wordt, en dat ook u die uit Laodicea leest.
17 En zeg tegen Archippus: Let op de bediening die u aangenomen hebt in de Heere, dat u die vervult.
18 Een eigenhandige groet van mij, Paulus. Denk aan mijn gevangenschap. De genade zij met u. Amen.