19 De mannen van de stad zeiden tegen Elisa: Zie toch, de ligging van deze stad is goed, zoals mijn heer ziet; maar het water is slecht, waardoor het land misgeboorte veroorzaakt.
20 En hij zei: Breng mij een nieuwe schaal en doe er zout in. En zij brachten die bij hem.
21 Toen ging hij naar buiten, naar de waterbron, wierp het zout daarin en zei: Zo zegt de HEERE: Ik heb dit water gezond gemaakt, er zal geen dood of misgeboorte meer door komen.
22 Zo werd dat water gezond, tot op deze dag, overeenkomstig het woord van Elisa dat hij gesproken had.
23 En hij ging vandaar naar Bethel. Toen hij langs de weg omhoog ging, kwamen er kleine jongens uit de stad. Die dreven de spot met hem en zeiden tegen hem: Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op!
24 Hij keerde zich om, zag hen en vervloekte hen in de Naam van de HEERE. Toen kwamen er twee beren uit het woud en verscheurden tweeënveertig van die kinderen.
25 En hij ging vandaar naar de berg Karmel; en vandaar keerde hij terug naar Samaria.