5 Jezus dan kwam naar buiten met de doornenkroon op en het purperen bovenkleed aan. En Pilatus zei tegen hen: Zie, de Mens!
6 Toen dan de overpriesters en de dienaars Hem zagen, schreeuwden zij: Kruisig Hem, Kruisig Hem! Pilatus zei tegen hen: Neemt u Hem en kruisig Hem, want ik vind in Hem geen schuld.
7 De Joden antwoordden hem: Wij hebben een wet en volgens onze wet moet Hij sterven, want Hij heeft Zichzelf Gods Zoon gemaakt.
8 Toen Pilatus dan deze woorden hoorde, werd hij nog meer bevreesd,
9 en hij ging opnieuw het gerechtsgebouw in en zei tegen Jezus: Waar komt U vandaan? Maar Jezus gaf hem geen antwoord.
10 Pilatus dan zei tegen Hem: Spreekt U niet tot mij? Weet U niet dat ik macht heb U te kruisigen, en macht heb U los te laten?
11 Jezus antwoordde: U zou geen enkele macht tegen Mij hebben, als het u niet van boven gegeven was; daarom heeft hij die Mij aan u overgeleverd heeft, een grotere zonde dan u.
12 Van toen af probeerde Pilatus Hem los te laten, maar de Joden schreeuwden: Als u Deze loslaat, bent u niet de vriend van de keizer; iedereen die zichzelf koning maakt, verzet zich tegen de keizer.
13 Toen Pilatus dan deze woorden gehoord had, bracht hij Jezus naar buiten en ging op de rechterstoel zitten, op de plaats die Lithostrotos genoemd wordt, en in het Hebreeuws Gabbatha.
14 En het was de voorbereiding van het Pascha, ongeveer het zesde uur; en hij zei tegen de Joden: Zie, uw Koning!