7 Hoewel onze ongerechtigheden tegen ons getuigen,
HEERE, doe het omwille van Uw Naam,
want talrijk zijn onze afdwalingen,
tegen U hebben wij gezondigd.
8 U, Hoop van Israël,
zijn Verlosser in tijd van benauwdheid,
waarom zou U zijn als een vreemdeling in het land,
als een reiziger, die slechts van de weg afwijkt om te overnachten?
9 Waarom zou U zijn als een radeloze man,
als een held die niet verlossen kan?
U bent toch in ons midden, HEERE,
en wij zijn naar Uw Naam genoemd,
verlaat ons niet.