27 Verder zei de HEERE tegen Mozes: Schrijf deze woorden voor uzelf op, want op grond van deze woorden heb Ik een verbond met u en met Israël gesloten.
28 Hij was daar namelijk veertig dagen en veertig nachten bij de HEERE. Hij at geen brood en dronk geen water. En God schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de Tien Woorden.
29 En het gebeurde, toen Mozes van de berg Sinaï afdaalde – de twee tafelen van de getuigenis waren in Mozes' hand, toen hij van de berg afdaalde – dat Mozes niet wist dat de huid van zijn gezicht glansde, omdat de HEERE met hem gesproken had.
30 Aäron en al de Israëlieten keken Mozes aan, en zie, de huid van zijn gezicht glansde. Daarom waren zij bevreesd om dichter bij hem te komen.
31 Mozes riep hen echter bij zich. Aäron en al de leiders van de gemeenschap keerden naar hem terug, en Mozes sprak tot hen.
32 Daarna kwamen al de Israëlieten naar voren en hij gebood hun alles wat de HEERE met hem besproken had op de berg Sinaï.
33 Nadat Mozes geëindigd had met hen te spreken, legde hij een doek over zijn gezicht.
34 Maar telkens wanneer Mozes voor het aangezicht van de HEERE kwam om met Hem te spreken, deed hij de doek af, totdat hij weer naar buiten ging. En wanneer hij naar buiten gegaan was, sprak hij tot de Israëlieten wat hem geboden was.
35 En als de Israëlieten aan het gezicht van Mozes zagen dat de huid van het gezicht van Mozes glansde, dan deed Mozes de doek weer over zijn gezicht, totdat hij naar binnen ging om met Hem te spreken.