8 En vier wagens en acht runderen gaf hij aan de zonen van Merari, overeenkomstig hun dienst, onder leiding van Ithamar, de zoon van Aäron, de priester.
9 Maar aan de zonen van Kahath gaf hij niets, want de dienst van de heilige dingen was hun toegewezen. Zij moesten die op de schouders dragen.