8 En nog een ander deel viel in de goede aarde en gaf vrucht; het kwam op en groeide, en het ene droeg dertig-, en het andere zestig-, en het andere honderdvoudig.
9 En Hij zei tegen hen: Wie oren heeft om te horen, laat hij horen.
10 En toen Hij alleen was, vroegen zij die om Hem heen waren, met de twaalf, Hem naar de gelijkenis.
11 En Hij zei tegen hen: Het is u gegeven het geheimenis van het Koninkrijk van God te kennen; maar tot degenen die buiten zijn, komt alles door gelijkenissen,
12 opdat zij ziende zien en niet doorzien, en horende horen en niet begrijpen; opdat zij zich niet op enig moment bekeren en de zonden hun vergeven worden.
13 En Hij zei tegen hen: Begrijpt u deze gelijkenis niet? En hoe zult u dan alle gelijkenissen verstaan?
14 De zaaier is hij die het Woord zaait.
15 En dit zijn zij bij wie langs de weg gezaaid is: in wie het Woord gezaaid wordt, en als zij het gehoord hebben, komt de satan meteen en neemt het Woord weg dat in hun hart gezaaid was.
16 En evenzo zijn dit degenen in wie op de steenachtige grond gezaaid wordt: die, als zij het Woord gehoord hebben, het meteen met vreugde ontvangen,
17 en geen wortel in zichzelf hebben, maar zij zijn mensen van het ogenblik; als er later verdrukking of vervolging komt omwille van het Woord, struikelen zij meteen.
18 En dit zijn zij bij wie in de dorens gezaaid wordt: zij horen het Woord,
19 maar de zorgen van deze wereld en de verleiding van de rijkdom en de begeerten naar al het andere komen erbij en verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar.
20 En dit zijn zij bij wie in de goede aarde gezaaid wordt: zij horen het Woord en nemen het aan en dragen vrucht, de één dertig-, en de ander zestig-, en de ander honderdvoudig.