25 En bij het kruis van Jezus stonden Zijn moeder, de zuster van Zijn moeder, en Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena.
26 Toen nu Jezus Zijn moeder zag en de discipel die Hij liefhad, bij haar zag staan, zei Hij tegen Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon.
27 Daarna zei Hij tegen de discipel: Zie, uw moeder. En vanaf dat moment nam de discipel haar in zijn huis.