48 Jezus dan zei tegen hem: Als u geen tekenen en wonderen ziet, zult u beslist niet geloven.
49 De koninklijke hoveling zei tegen Hem: Heere, kom voordat mijn kind sterft.
50 Jezus zei tegen hem: Ga heen, uw zoon leeft. En de man geloofde het woord dat Jezus tegen hem zei, en ging heen.
51 En reeds terwijl hij afdaalde, kwamen zijn slaven hem tegemoet en berichtten hem: Uw kind leeft!
52 Hij informeerde dan bij hen naar het uur waarop de beterschap was ingetreden. En zij zeiden tegen hem: Gisteren op het zevende uur is de koorts van hem geweken.
53 De vader dan zag in dat het op dat uur was waarop Jezus tegen hem gezegd had: Uw zoon leeft. En hij geloofde, hijzelf en zijn hele huis.