31 En intussen vroegen de discipelen Hem: Rabbi, eet toch iets.
32 Maar Hij zei tegen hen: Ik heb voedsel te eten waarvan u geen weet hebt.
33 De discipelen dan zeiden tegen elkaar: Iemand heeft Hem toch niet te eten gebracht?
34 Jezus zei tegen hen: Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng.
35 Zegt u niet: Nog vier maanden, en dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u: Sla uw ogen op en kijk naar de velden, want zij zijn al wit om te oogsten.
36 En wie oogst, ontvangt loon en verzamelt vrucht voor het eeuwige leven, opdat zich samen verblijden zowel wie zaait als wie oogst.
37 Want hierin is de spreuk waar: De één zaait, de ander oogst.
38 Ik heb u uitgezonden om te oogsten waarvoor u zich niet hebt ingespannen; anderen hebben zich ingespannen en u hebt de vrucht van hun inspanning binnengehaald.