14 Want de aarde zal vol worden
met de kennis van de heerlijkheid van de HEERE,
zoals het water de bodem van de zee bedekt.
15 Wee hem die zijn naaste te drinken geeft,
u die uw vergif daaraan toevoegt, en hem ook dronken maakt
om hun naaktheid te aanschouwen.
16 U bent eerder met schande verzadigd dan met eer.
Drink ook zelf en laat uw voorhuid zien.
De beker in de rechterhand van de HEERE zal op u overgaan:
schandelijk braaksel over uw eer.
17 Want het geweld tegen de Libanon zal u bedekken
en de verwoesting onder de dieren zal ontsteltenis teweegbrengen,
vanwege het vergoten bloed van de mensen,
en het geweld aan het land, de stad en al zijn inwoners.
18 Wat is het nut van een gesneden beeld, wanneer zijn maker het gesneden heeft,
of van een gegoten beeld dat leugens onderwijst,
wanneer de maker op zijn maaksel vertrouwt
terwijl het stomme afgoden zijn die hij maakt?
19 Wee hem die tegen het stuk hout zegt: Word wakker!
en: Ontwaak! tegen een zwijgende steen.
Zouden zij iemand kunnen onderwijzen?
Zie, het is met goud en zilver overtrokken,
maar er zit volstrekt geen levensgeest in hem.
20 Maar de HEERE is in Zijn heilige tempel.
Wees stil voor Zijn aangezicht, heel de aarde!