1 Ik ging op mijn wachtpost staan,
nam mijn plaats in op de vestingwal,
en keek uit om te zien wat Hij in mij spreken zou
en wat ik antwoorden zou op mijn aanklacht.
2 Toen antwoordde de HEERE mij en zei:
Schrijf het visioen op, grif het duidelijk in tafelen,
zodat het in het snel voorbijlopen te lezen is.
3 Voorzeker, het visioen wacht nog op de vastgestelde tijd,
aan het einde zal Hij het werkelijkheid maken. Hij liegt niet.
Als Hij uitblijft, verwacht Hem,
want Hij komt zeker, Hij zal niet wegblijven.