2 Zo zegt de HEERE van de legermachten:
Ik heb Mij met grote na-ijver voor Sion ingezet,
ja, met grote grimmigheid heb Ik Mij voor haar ingezet.
3 Zo zegt de HEERE:
Ik ben naar Sion teruggekeerd
en Ik zal midden in Jeruzalem wonen.
Jeruzalem zal ‘stad van de waarheid’ genoemd worden,
de berg van de HEERE van de legermachten ‘de heilige berg’.
4 Zo zegt de HEERE van de legermachten:
Er zullen weer oude mannen en oude vrouwen zitten
op de pleinen van Jeruzalem,
ieder met zijn stok in zijn hand
vanwege de hoge leeftijd.
5 De pleinen van de stad zullen vol worden
met jongens en meisjes
die spelen op haar pleinen.
6 Zo zegt de HEERE van de legermachten:
Al zou het in die dagen wonderlijk zijn in de ogen
van het overblijfsel van dit volk,
zou het ook in Mijn ogen wonderlijk zijn?
spreekt de HEERE van de legermachten.
7 Zo zegt de HEERE van de legermachten:
Zie, Ik ga Mijn volk verlossen
uit het land waar de zon opkomt
en uit het land waar de zon ondergaat.
8 Ik zal hen hierheen brengen,
zij zullen midden in Jeruzalem wonen.
Zij zullen Mij tot een volk zijn,
en Ík zal hun tot een God zijn,
in waarheid en in gerechtigheid.