15 Toen een van hen die mee aanlagen, deze dingen hoorde, zei hij tegen Hem: Zalig is hij die brood zal eten in het Koninkrijk van God.
16 Maar Hij zei tegen hem: Een zekere man bereidde een grote maaltijd en nodigde er velen.
17 En hij stuurde zijn slaaf eropuit tegen de tijd van de maaltijd om de genodigden te zeggen: Kom, want alle dingen zijn nu gereed.
18 En zij begonnen zich allen één voor één te verontschuldigen. De eerste zei tegen hem: Ik heb een akker gekocht en ik moet er nodig op uit om die te bekijken. Ik vraag u: Houd mij voor verontschuldigd.
19 En een ander zei: Ik heb vijf span ossen gekocht en ik ga erheen om ze te keuren. Ik vraag u: Houd mij voor verontschuldigd.
20 En weer een ander zei: Ik heb een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen.
21 En die slaaf kwam terug en berichtte deze dingen aan zijn heer. Toen werd de heer des huizes boos en zei tegen zijn slaaf: Ga er snel op uit naar de straten en stegen van de stad en breng de armen en verminkten en kreupelen en blinden hier binnen.
22 En de slaaf zei: Heer, het is gebeurd, zoals u bevolen hebt en nog is er plaats.
23 En de heer zei tegen de slaaf: Ga eropuit naar de landwegen en heggen en dwing hen binnen te komen, opdat mijn huis vol wordt.
24 Want ik zeg u dat niemand van die mannen die genodigd waren, mijn maaltijd proeven zal.