2 Deze eerste inschrijving vond plaats toen Cyrenius over Syrië stadhouder was.
3 En ze gingen allen op weg om ingeschreven te worden, ieder naar zijn eigen stad.
4 Ook Jozef ging op weg, van Galilea uit de stad Nazareth naar Judea, naar de stad van David, die Bethlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was,
5 om ingeschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, die zwanger was.
6 En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou,
7 en zij baarde haar eerstgeboren Zoon, wikkelde Hem in doeken en legde Hem in de kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.
8 En er waren herders in diezelfde streek, die zich ophielden in het open veld en 's nachts de wacht hielden over hun kudde.
9 En zie, een engel van de Heere stond bij hen en de heerlijkheid van de Heere omscheen hen en zij werden zeer bevreesd.
10 En de engel zei tegen hen: Wees niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal,
11 namelijk dat heden voor u in de stad van David de Zaligmaker geboren is; Hij is Christus, de Heere.
12 En dit zal voor u het teken zijn: u zult het Kindje vinden in doeken gewikkeld en liggend in de kribbe.
13 En plotseling was er bij de engel een menigte van de hemelse legermacht, die God loofde en zei:
14 Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen.
15 En het geschiedde, toen de engelen van hen weggegaan waren naar de hemel, dat de herders tegen elkaar zeiden: Laten wij nu naar Bethlehem gaan en dat woord zien dat er geschied is, dat de Heere ons bekendgemaakt heeft.
16 En zij gingen met haast en vonden Maria en Jozef, en het Kindje liggend in de kribbe.