16 En daarom vervolgden de Joden Jezus en probeerden zij Hem te doden, omdat Hij deze dingen op de sabbat deed.
17 Maar Jezus antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook.
18 Daarom dan probeerden de Joden des te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen het gebod van de sabbat brak, maar ook zei dat God Zijn eigen Vader was, en daarmee Zichzelf aan God gelijkmaakte.
19 Jezus dan antwoordde en zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De Zoon kan niets van Zichzelf doen, als Hij dat niet de Vader ziet doen, want al wat Deze doet, dat doet ook de Zoon op dezelfde wijze.
20 Want de Vader heeft de Zoon lief en laat Hem alles zien wat Hij doet, en Hij zal Hem grotere werken laten zien dan deze, opdat u zich verwondert.
21 Want zoals de Vader de doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie Hij wil.
22 Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft heel het oordeel aan de Zoon gegeven,
23 opdat allen de Zoon eren zoals zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert de Vader niet, Die Hem gezonden heeft.
24 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven.
25 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De tijd komt en is nu dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen, en dat wie hem horen, zullen leven.
26 Want zoals de Vader het leven heeft in Zichzelf, zo heeft Hij ook de Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelf;
27 en Hij heeft Hem ook macht gegeven om oordeel te vellen, omdat Hij de Zoon des mensen is.
28 Verwonder u daar niet over, want de tijd komt waarin allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen,
29 en zij zullen eruitgaan: zij die het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, maar zij die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding ter verdoemenis.
30 Ik kan van Mijzelf niets doen. Zoals Ik hoor, oordeel Ik en Mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet Mijn wil, maar de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft.
31 Als Ik van Mijzelf getuig, is Mijn getuigenis niet waar.
32 Er is een Ander Die van Mij getuigt, en Ik weet dat het getuigenis dat Hij van Mij getuigt waar is.