1 In het begin schiep God de hemel en de aarde.
2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde boven het water.
3 En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht.
4 En God zag het licht dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis.
5 En God noemde het licht dag en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag.