1 Een onderwijzing, een lied over de liefde, voor de koorleider, van de zonen van Korach, op ‘De lelies’.
2 Mijn hart brengt een goed woord voort;
ik draag mijn gedichten voor over een Koning;
mijn tong is een pen van een vaardige schrijver.
3 U bent veel mooier dan de andere mensenkinderen;
genade is op Uw lippen uitgegoten,
daarom heeft God U voor eeuwig gezegend.