1 Waarheen is uw Liefste gegaan,
o, allermooiste onder de vrouwen?
Waarheen heeft uw Liefste Zich gewend,
opdat wij Hem met u zoeken?
2 Mijn Liefste is afgedaald naar Zijn tuin,
naar de bedden met specerijen,
om in de tuinen te weiden
en lelies te verzamelen.
3 Ik ben van mijn Liefste en mijn Liefste is van mij,
Hij Die te midden van de lelies weidt.