2 Ik sliep, maar mijn hart waakte.
De stem van mijn Liefste, Die aanklopte:
Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin,
Mijn duif, Mijn volmaakte,
want Mijn hoofd is vol dauw,
Mijn haarlokken vol druppels van de nacht.
3 Ik heb mijn onderkleed uitgetrokken.
Waarom zou ik dat weer aantrekken?
Ik heb mijn voeten gewassen.
Waarom zou ik ze weer vuilmaken?
4 Mijn Liefste trok Zijn hand uit de opening van de deur
en mijn binnenste werd onrustig om Hem.
5 Ik stond op om mijn Liefste open te doen,
en mijn handen dropen van mirre
en mijn vingers van vloeiende mirre
over de handgreep van de grendel.
6 Ik deed mijn Liefste open,
maar mijn Liefste was weg, Hij was weggegaan.
Ik was buiten mijzelf, toen Hij sprak!
Ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet,
Ik riep Hem, maar Hij antwoordde mij niet.