1 Hoe mooi zijn uw schreden in uw sandalen,
vorstendochter.
De rondingen van uw heupen zijn als halssieraden,
het werk van kunstenaarshanden.
2 Uw navel is als een ronde schaal
waarin geen gemengde wijn ontbreekt.
Uw buik is als een hoop tarwe,
omgeven door lelies.
3 Uw beide borsten zijn als twee kalfjes,
de tweeling van een gazelle.
4 Uw hals is als de ivoren toren,
uw ogen zijn als de vijvers te Hesbon
bij de poort Bath-Rabbim.
Uw neus is als de toren van de Libanon,
die uitziet op Damascus.
5 Uw hoofd is op u als de Karmel
en uw haartooi is als roodpurper,
de Koning zit gevangen in de lokken.
6 Wat bent u mooi, wat bent u lieflijk,
liefste, vol van genot!