33 HEERE, leer mij de weg van Uw verordeningen,
en ik zal die in acht nemen tot het einde toe.
34 Geef mij inzicht, dan zal ik Uw wet in acht nemen;
ja, ik zal mij er met heel mijn hart aan houden.
35 Doe mij treden op het pad van Uw geboden,
want daarin vind ik vreugde.
36 Neig mijn hart naar Uw getuigenissen
en niet naar winstbejag.
37 Wend mijn ogen af, zodat zij niet zien wat nutteloos is;
maak mij levend door Uw wegen.
38 Bevestig Uw belofte aan Uw dienaar,
die Uw vreze is toegedaan.
39 Wend van mij af de smaad, waarvoor ik beducht ben,
want Uw bepalingen zijn goed.
40 Zie, ik verlang naar Uw bevelen,
maak mij levend door Uw gerechtigheid.
41 Laat Uw blijken van goedertierenheid over mij komen, HEERE,
Uw heil overeenkomstig Uw belofte.
42 Dan heb ik hem die mij hoont iets te antwoorden,
want ik vertrouw op Uw woord.
43 Ontruk het woord van de waarheid niet geheel en al aan mijn mond,
want ik hoop op Uw bepalingen.
44 Dan zal ik steeds Uw wet in acht nemen,
voor eeuwig en altijd.
45 Ik zal wandelen op ruime baan,
omdat ik Uw bevelen gezocht heb.
46 Ook zal ik voor koningen spreken over Uw getuigenissen
en mij niet schamen.
47 Ik verblijd mij in Uw geboden,
die ik liefheb.
48 Ik hef mijn handen op naar Uw geboden,
die ik liefheb, en overdenk Uw verordeningen.
49 Denk aan het woord gesproken tot Uw dienaar,
waarop U mij deed hopen.
50 Dit is mij tot troost in mijn ellende:
dat Uw belofte mij levend heeft gemaakt.
51 De hoogmoedigen hebben mij ten zeerste bespot,
toch ben ik van Uw wet niet afgeweken.
52 Ik heb gedacht aan Uw oordelen van oude tijden af, HEERE,
en heb mij getroost.
53 Grote verontwaardiging heeft mij bevangen
vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten.
54 Uw verordeningen zijn mijn gezangen geweest
op de plaats waar ik vreemdeling was.
55 HEERE, 's nachts heb ik aan Uw Naam gedacht
en ik heb Uw wet in acht genomen.
56 Dat is aan mij gebeurd,
omdat ik Uw bevelen in acht genomen heb.