18 Daarom leidde God het volk om, langs de weg door de woestijn naar de Schelfzee. In slagorde trokken de Israëlieten uit het land Egypte.
19 En Mozes nam de beenderen van Jozef met zich mee, want die had de zonen van Israël plechtig een eed laten zweren, en gezegd: God zal zeker naar jullie omzien, en dan moeten jullie mijn beenderen hiervandaan met jullie meevoeren.
20 Zo braken zij op uit Sukkoth en sloegen hun kamp op in Etham, aan de rand van de woestijn.
21 De HEERE ging vóór hen uit, overdag in een wolkkolom om hun de weg te wijzen, en 's nachts in een vuurkolom om hun licht te geven, zodat zij dag en nacht verder konden trekken.
22 Hij nam de wolkkolom overdag en de vuurkolom in de nacht niet weg voor de aanblik van het volk.