DownloadPreken.nl is nog in ontwikkeling, fouten kunnen nog voorkomen. Wilt u ze doorgeven?

Dr. W. van Vlastuin - 1 Samuel 25:1-13

Dr. W. (Wim) van Vlastuin • 1 Samuel 25:1-13


1 Samuel 25

Herziene Statenvertaling (Uitgeverij Jongbloed)

1  Samuel stierf; en heel Israël kwam bijeen, zij bedreven rouw over hem en begroeven hem bij zijn huis in Rama. David stond op en trok naar de woestijn Paran.
2 Nu was er in Maon een man die in Karmel zijn bedrijf had. Die man was zeer aanzienlijk: hij had drieduizend schapen en duizend geiten. Hij was bij het scheren van zijn schapen in Karmel.
3 De naam van de man was Nabal, en de naam van zijn vrouw was Abigaïl. De vrouw was goed van verstand en mooi van gestalte, maar de man was hard en slecht in zijn optreden. Hij was een nakomeling van Kaleb.
4 Toen David in de woestijn hoorde dat Nabal zijn schapen aan het scheren was,
5 stuurde David er tien knechten heen. David zei tegen de knechten: Ga naar Karmel, en als jullie bij Nabal komen, moeten jullie hem in mijn naam naar zijn welstand vragen.
6 Dit moeten jullie zeggen tegen die man, die in voorspoed leeft: Vrede voor u, vrede voor uw huis, en vrede voor alles wat u hebt!
7 Welnu, ik heb gehoord dat er schaapscheerders bij u zijn. Nu dan, de herders die u hebt, zijn bij ons geweest; wij hebben hen niet lastiggevallen, en zij hebben al de dagen die zij in Karmel geweest zijn, ook niets gemist.
8 Vraag het uw knechten en zij zullen het u vertellen. Laat deze knechten daarom genade vinden in uw ogen, want wij zijn gekomen op een goede dag. Geef toch uw dienaren en uw zoon David wat uw hand zal vinden.
9 De knechten van David kwamen en spraken namens David overeenkomstig al die woorden tot Nabal. Toen zij zwegen,
10 antwoordde Nabal de dienaren van David: Wie is David, en wie is de zoon van Isaï? Er zijn vandaag de dag zoveel slaven die losbreken, ieder bij zijn heer vandaan.
11 Zou ik dan mijn brood, mijn water en mijn vlees nemen, dat ik voor mijn schaapscheerders geslacht heb, en zou ik het aan mannen geven van wie ik niet weet waar zij vandaan komen?
12 Toen keerden de knechten van David om en gingen de weg terug; zij kwamen bij David en vertelden hem overeenkomstig al deze woorden.
13 David zei tegen zijn mannen: Laat ieder zijn zwaard aangorden. Toen gordde ieder zijn zwaard aan, en ook David gordde zijn zwaard aan. Ongeveer vierhonderd man trok achter David aan en tweehonderd bleven er bij de bagage.

Gerelateerde preken

Engelen - 1

Lezing

Engelen - 2

Lezing

Thomas Boston over wet en Evangelie

Lezing