1 Voor de koorleider, op ‘De Gittith’; een psalm, van de zonen van Korach.
2 Hoe lieflijk zijn Uw woningen,
HEERE van de legermachten.
3 Mijn ziel verlangt, ja, bezwijkt zelfs van verlangen
naar de voorhoven van de HEERE;
mijn hart en mijn lichaam
roepen het uit tot de levende God.