31 En toen Hij weer weggegaan was uit het gebied van Tyrus en Sidon, kwam Hij bij de zee van Galilea, midden door het gebied van Dekapolis.
32 En ze brachten een dove bij Hem, die moeilijk sprak, en smeekten Hem dat Hij de hand op hem legde.
33 En na hem uit de menigte apart genomen te hebben, stak Hij Zijn vingers in zijn oren, en na gespuwd te hebben, raakte Hij zijn tong aan.
34 En terwijl Hij opkeek naar de hemel, zuchtte Hij en zei Hij tegen hem: Effatha! dat is: Word geopend!
35 En meteen werden zijn oren geopend en de band van zijn tong werd los, en hij sprak goed.
36 En Hij gebood hun dat zij het tegen niemand zouden zeggen; maar wat Hij hun ook gebood, zij verkondigden het des te meer.
37 En zij stonden bovenmate versteld en zeiden: Hij heeft alles goedgemaakt; ook de doven doet Hij horen en Hij maakt dat zij die niet kunnen spreken, kunnen spreken.