1 Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in de Heere, want dat is juist.
2 Eer je vader en moeder (dat is het eerste gebod met een belofte),
3 opdat het je goed gaat en je lang leeft op de aarde.
4 En vaders, wek geen toorn bij uw kinderen op, maar voed hen op in de onderwijzing en de terechtwijzing van de Heere.
5 Slaven, wees, evenals aan Christus, gehoorzaam aan uw heer naar het vlees, met vrees en beven, oprecht van hart,
6 niet met ogendienst, als mensenbehagers, maar als slaven van Christus; doe zo van harte de wil van God,
7 en dien met bereidwilligheid de Heere en niet de mensen.
8 U weet immers dat wat ieder aan goeds gedaan heeft, hij dat van de Heere terug zal krijgen, hetzij slaaf, hetzij vrije.
9 En heren, doe hetzelfde bij hen; laat het dreigen achterwege. U weet toch dat ook uw Heere in de hemelen is en dat er bij Hem geen aanzien des persoons is.