14 En toen Hij bij de discipelen gekomen was, zag Hij een grote menigte om hen heen en enige schriftgeleerden, die met hen aan het redetwisten waren.
15 En meteen toen heel de menigte Hem zag, waren zij ontdaan, en zij snelden naar Hem toe en begroetten Hem.
16 En Hij vroeg aan de schriftgeleerden: Waarom redetwist u met hen?
17 En iemand uit de menigte antwoordde: Meester, ik heb mijn zoon, die een geest heeft die maakt dat hij niet kan spreken, bij U gebracht.
18 En waar hij hem ook aangrijpt, werpt hij hem tegen de grond, en het schuim staat hem op de mond en hij knarst met zijn tanden en verstijft; en ik heb tegen Uw discipelen gezegd dat zij hem moesten uitdrijven, maar zij konden het niet.
19 En Hij antwoordde hem en zei: O ongelovig geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen? Breng hem bij Mij.