29 Het gebeurde na deze dingen dat Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van de HEERE, stierf, honderdtien jaar oud.
30 Zij begroeven hem in het gebied dat zijn erfelijk bezit was, in Timnath-Serah, dat in het bergland van Efraïm ligt, ten noorden van de berg Gaäs.
31 Israël diende de HEERE al de dagen van Jozua, en al de dagen van de oudsten die lang na Jozua leefden en die wisten van al de daden van de HEERE, die Hij voor Israël verricht had.