DownloadPreken.nl is nog in ontwikkeling, fouten kunnen nog voorkomen. Wilt u ze doorgeven?

Over het gebed: noodzakelijkheid - 2

Ds. P. den Butter • Johannes 4:1-26 • Leerdienst

Heidelberger Catechismus

Belijdenis: Heidelberger Catechismus
Zondag 45
117


Johannes 4

Herziene Statenvertaling (Uitgeverij Jongbloed)

1 Toen nu de Heere merkte dat de Farizeeën gehoord hadden dat Jezus  meer discipelen maakte en doopte dan Johannes
2 – hoewel Jezus Zelf niet doopte, maar Zijn discipelen –
3 verliet Hij Judea en vertrok Hij weer naar Galilea.
4 En Hij moest door Samaria gaan.
5 Hij kwam dan bij een stad in Samaria, Sichar genoemd, dicht bij  het stuk grond dat Jakob zijn zoon Jozef gegeven had.
6 En daar was de bron van Jakob. Jezus nu ging, vermoeid van de reis, bij de bron zitten. Het was ongeveer het zesde uur.
7 Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zei tegen haar: Geef Mij te drinken.
8 Want Zijn discipelen waren weggegaan naar de stad om voedsel te kopen.
9 De Samaritaanse vrouw dan zei tegen Hem: Hoe vraagt U, Die een Jood bent, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben?  (Want Joden hebben geen omgang met Samaritanen.)
10 Jezus antwoordde en zei tegen haar: Als u de gave van God kende, en wist Wie Hij is Die tegen u zegt: Geef Mij te drinken, u zou het Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben.
11 De vrouw zei tegen Hem: Mijnheer, U hebt geen emmer en de put is diep; waar hebt U dan  het levende water vandaan?
12 Bent U soms meer dan onze vader Jakob, die ons de put gegeven heeft en zelf daaruit gedronken heeft, evenals zijn kinderen en zijn kudden?
13 Jezus antwoordde en zei tegen haar:  Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen,
14  maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen.  Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven.
15 De vrouw zei tegen Hem: Mijnheer, geef mij dat water, opdat ik geen dorst meer zal hebben en niet hier hoef te komen om te putten.
16 Jezus zei tegen haar: Ga heen, roep uw man en kom hier.
17 De vrouw antwoordde en zei tegen Hem: Ik heb geen man. Jezus zei tegen haar: U hebt terecht gezegd: Ik heb geen man,
18 want vijf mannen hebt u gehad en die u nu hebt, is uw man niet; dat hebt u naar waarheid gezegd.
19 De vrouw zei tegen Hem: Mijnheer,  ik zie dat U een profeet bent.
20 Onze vaderen hebben op deze berg aanbeden, en bij u zegt men dat  in Jeruzalem de plaats is waar men moet aanbidden.
21 Jezus zei tegen haar: Vrouw, geloof Mij, de tijd komt dat u niet op deze berg, en ook niet in Jeruzalem de Vader zult aanbidden.
22  U aanbidt wat u niet weet; wij aanbidden wat wij weten,  want de zaligheid is uit de Joden.
23 Maar de tijd komt en is nu, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid, want de Vader zoekt wie Hem zo aanbidden.
24  God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.
25 De vrouw zei tegen Hem: Ik weet dat de Messias komt (Die Christus genoemd wordt); wanneer Die gekomen zal zijn, zal Hij ons alles verkondigen.
26 Jezus zei tegen haar:  Ik ben het, Die met u spreek.

Gerelateerde preken

Sheba's Queen Sings the Praise of Israel's King

Ds. P. den Butter • 1 Koningen 10:8-9 • lees meer

Desiring Healthy Good

Ds. P. den Butter • 1 Petrus 2:1-3 • lees meer

An Instructive Post-Script

Ds. P. den Butter • 1 Petrus 5:12 • lees meer