5 En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun Christus.
6 En de menigten hielden zich eensgezind aan wat door Filippus gezegd werd, omdat zij luisterden en de tekenen zagen die hij deed.
7 Want bij velen die onreine geesten hadden, gingen die er onder luid schreeuwen uit; en veel verlamden en kreupelen werden genezen.
8 En er ontstond grote blijdschap in die stad.
9 En een zeker man, van wie de naam Simon was, bedreef reeds hiervoor in de stad toverij en deed het volk van Samaria versteld staan, terwijl hij van zichzelf zei dat hij een groot man was.
10 Allen, van klein tot groot, hingen hem aan en zeiden: Deze man is de grote kracht van God.
11 En zij hingen hem aan, omdat hij hen lange tijd met toverijen versteld had doen staan.
12 Maar toen zij Filippus geloofden, die het Evangelie van het Koninkrijk van God en van de Naam van Jezus Christus verkondigde, werden zij gedoopt, zowel mannen als vrouwen.
13 En Simon geloofde zelf ook en nadat hij gedoopt was, bleef hij voortdurend bij Filippus; en toen hij de tekenen en grote krachten zag die er gebeurden, stond hij versteld.
14 Toen de apostelen die in Jeruzalem waren, hoorden dat Samaria het Woord van God aangenomen had, stuurden zij Petrus en Johannes naar hen toe,
15 en toen die aangekomen waren, baden zij voor hen dat zij de Heilige Geest mochten ontvangen.
16 (Want Hij was nog op niemand van hen gevallen, maar zij waren alleen gedoopt in de Naam van de Heere Jezus.)
17 Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen de Heilige Geest.
18 En toen Simon zag dat de Heilige Geest gegeven werd door middel van de handoplegging van de apostelen, bood hij hun geld aan,
19 en zei: Geef ook mij deze macht, opdat eenieder wie ik de handen opleg, de Heilige Geest ontvangt.
20 Maar Petrus zei tegen hem: Laat uw geld met u naar het verderf gaan, omdat u dacht dat Gods gave door geld verkregen wordt!
21 U hebt part noch deel aan deze zaak, want uw hart is niet oprecht voor God.
22 Bekeer u dan van deze slechtheid van u en bid God of deze gedachte van uw hart u misschien vergeven wordt.
23 Want ik zie dat u zo bitter als gal bent en een kluwen ongerechtigheid.
24 Maar Simon antwoordde en zei tegen hen: Bidt u voor mij tot de Heere, opdat mij niets overkomt van wat u gezegd hebt.
25 Toen zij dan getuigd hadden van het Woord van de Heere en het gesproken hadden, keerden zij terug naar Jeruzalem en verkondigden het Evangelie in veel dorpen van de Samaritanen.