20 Toen stond koning Hizkia vroeg op en verzamelde de leiders van de stad, en hij ging naar het huis van de HEERE.
21 Zij brachten zeven jonge stieren, zeven rammen, zeven lammeren en zeven geitenbokken als zondoffer voor het koninkrijk, voor het heiligdom en voor Juda. En hij zei tegen de nakomelingen van Aäron, de priesters, dat zij die op het altaar van de HEERE moesten offeren.
22 Zo slachtten zij de runderen, en de priesters vingen het bloed op en sprenkelden het op het altaar. Zij slachtten ook de rammen en sprenkelden het bloed op het altaar. Ook slachtten zij de lammeren en sprenkelden het bloed op het altaar.
23 Daarna lieten zij de bokken voor het zondoffer naar voren komen, voor de ogen van de koning en de gemeente, en zij legden hun handen daarop.