7 Ik loof de HEERE, Die mij raad heeft gegeven;
zelfs 's nachts onderwijzen mij mijn nieren.
8 Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen;
omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet.
9 Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich,
ook zal mijn lichaam veilig wonen.
10 Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten,
U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet.
11 U maakt mij het pad ten leven bekend;
overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht,
lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd.