12 De afdeling soldaten dan en de overste over duizend en de dienaars van de Joden namen Jezus gevangen en boeiden Hem.
13 En zij leidden Hem weg, eerst naar Annas, want hij was de schoonvader van Kajafas, die de hogepriester van dat jaar was.
14 Kajafas nu was het die de Joden de raad gegeven had dat het nuttig zou zijn dat één Mens voor het volk zou sterven.
15 En Simon Petrus volgde Jezus, evenals een andere discipel. Die discipel nu was een bekende van de hogepriester, en hij ging met Jezus het paleis van de hogepriester binnen.
16 Petrus echter stond buiten bij de deur. De andere discipel dan, die een bekende van de hogepriester was, ging naar buiten, sprak met de portierster en bracht Petrus binnen.
17 Het dienstmeisje dan, de portierster, zei tegen Petrus: Bent ook u niet een van de discipelen van deze Mens? Hij zei: Dat ben ik niet.
18 En de slaven en de dienaars hadden een kolenvuur gemaakt, omdat het koud was, en stonden zich te warmen. Petrus stond zich bij hen te warmen.
19 De hogepriester dan ondervroeg Jezus over Zijn discipelen en over Zijn onderricht.
20 Jezus antwoordde hem: Ik heb openlijk gesproken tot de wereld; Ik heb altijd onderwezen in de synagoge en in de tempel, waar de Joden altijd samenkomen, en Ik heb niets in het verborgen gesproken.
21 Waarom ondervraagt u Mij? Ondervraag hen die gehoord hebben wat Ik tot hen gesproken heb; zie, dezen weten wat Ik gezegd heb.
22 En toen Hij dit zei, gaf een van de dienaars die daarbij stond, Jezus een slag in het gezicht en zei: Antwoordt U zo de hogepriester?
23 Jezus antwoordde hem: Als Ik verkeerd gesproken heb, bewijs dan wat er verkeerd is; maar als Ik terecht gesproken heb, waarom slaat u Mij dan?
24 Annas nu had Hem gebonden naar Kajafas, de hogepriester, gezonden.
25 En Simon Petrus stond zich te warmen. Zij zeiden dan tegen hem: Bent ook u niet een van Zijn discipelen? Hij ontkende het en zei: Dat ben ik niet.
26 Een van de slaven van de hogepriester, die familie was van hem bij wie Petrus het oor afgeslagen had, zei: Heb ik u niet met Hem in de hof gezien?
27 Petrus dan ontkende het opnieuw. En meteen kraaide de haan.