DownloadPreken.nl is nog in ontwikkeling, fouten kunnen nog voorkomen. Wilt u ze doorgeven?

Jozef verkocht naar Egypte

Ds. J.C. de Groot • Genesis 37:12-36


Genesis 37

Herziene Statenvertaling (Uitgeverij Jongbloed)

12 Eens gingen zijn broers weg om het kleinvee van hun vader te hoeden bij Sichem.
13 Toen zei Israël tegen Jozef: Weiden je broers het vee niet bij Sichem? Ga, ik stuur je naar hen toe. Hij zei tegen hem: Zie, hier ben ik.
14 En hij zei tegen hem: Ga toch en zie de welstand van je broers en de welstand van de kudde en breng verslag aan mij uit. Zo stuurde hij hem het dal van Hebron uit, en hij kwam naar Sichem.
15 Een man trof hem aan, want zie, hij was aan het ronddwalen op het veld, en de man vroeg hem: Wat zoek je?
16 Hij zei: Ik ben op zoek naar mijn broers; vertel mij toch waar zij aan het weiden zijn.
17 Toen zei die man: Zij zijn vanhier opgebroken, want ik hoorde hen zeggen: Laten we naar Dothan gaan. Jozef ging zijn broers achterna en trof hen aan bij Dothan.
18 Zij zagen hem al van ver; en nog voor hij in hun nabijheid gekomen was, beraamden zij een listig plan tegen hem om hem te doden.
19 Zij zeiden tegen elkaar: Zie, daar komt die meesterdromer aan.
20 Nu dan, kom, laten we hem doodslaan en hem in een van deze putten gooien, en wij zullen zeggen: Een wild dier heeft hem opgegeten. Dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen terechtkomt.
21 Ruben hoorde dat en wilde hem uit hun hand redden.  Hij zei: Laten wij hem niet om het leven brengen.
22 Ruben zei ook tegen hen: Vergiet geen bloed; gooi hem in deze put die in de woestijn is, en sla niet de hand aan hem. Hij zei dit om hem uit hun hand te redden en hem naar zijn vader terug te brengen.
23 En het gebeurde, toen Jozef bij zijn broers was gekomen, dat zij Jozef zijn gewaad uittrokken, het veelkleurige gewaad dat hij droeg,
24 en zij namen hem en gooiden hem in de put. De put nu was leeg, er stond geen water in.
25 Vervolgens gingen zij zitten om de maaltijd te gebruiken.  Toen ze hun ogen opsloegen, zagen zij, zie, een karavaan van Ismaëlieten uit Gilead aankomen. En hun kamelen droegen specerijen, balsem en mirre, en zij waren op weg om dat naar Egypte te brengen.
26 Toen zei Juda tegen zijn broers: Wat hebben wij er voor baat bij, als wij onze broer doden en zijn bloed verbergen?
27 Kom, laten wij hem aan de Ismaëlieten verkopen; laten wij niet onze hand aan hem slaan. Hij is immers onze broer, ons eigen vlees. Zijn broers luisterden naar hem.
28 Toen er Midianitische kooplieden voorbijkwamen, trokken en tilden zij Jozef uit de put en  verkochten zij Jozef voor twintig zilverstukken aan de Ismaëlieten. Die brachten Jozef naar Egypte.
29 Ruben kwam terug bij de put en zie, Jozef was niet in de put! Toen scheurde hij zijn kleren.
30 Hij keerde terug naar zijn broers en zei: De jongen is er niet. En ik, waar moet ik naartoe?
31 Toen namen zij het gewaad van Jozef, slachtten een geitenbok en dompelden het gewaad in het bloed.
32 Zij stuurden het veelkleurige gewaad naar hun vader en zeiden: Dit hebben wij gevonden. Kijk toch eens of dit het gewaad van uw zoon is of niet.
33 Hij herkende het en zei: Het is het gewaad van mijn zoon.  Een wild dier heeft hem opgegeten. Jozef is ongetwijfeld verscheurd.
34 Toen scheurde Jakob zijn kleren, deed een rouwgewaad om zijn middel en rouwde vele dagen om zijn zoon.
35 Al zijn zonen en al zijn dochters stonden op om hem te troosten, maar hij weigerde zich te laten troosten en zei: Voorzeker,  ik zal treurend naar mijn zoon in het graf afdalen. Zo beweende zijn vader hem.
36  De Midianieten verkochten hem in Egypte aan Potifar, een hoveling van de farao en het hoofd van de lijfwacht.

Gerelateerde preken

David laatste woord

Ds. J.C. de Groot • 2 Samuel 23 • lees meer

Ds. J.C. de Groot - 1 Kronieken 4:9-10

Ds. J.C. de Groot • 1 Kronieken 4:9-10 • lees meer

Paulus verdedigt zijn apostelschap in de 2e Korinthe-brief

Ds. J.C. de Groot • 2 Korinthe 2 • lees meer