14 Is Israël dan een slaaf? Of is hij een in huis geboren slaaf?
Waarom is hij dan een prooi geworden?
15 Jonge leeuwen brullen tegen hem,
zij hebben hun stem laten klinken.
Zij hebben van zijn land een woestenij gemaakt.
Zijn steden zijn vernietigd, zodat niemand er meer woont.
16 Ook de mensen van Nof en Tachpanhes
graasden u de schedel af.
17 Doet u dit niet uzelf aan
doordat u de HEERE, uw God, verlaat
op het moment dat Hij u op de weg leidt?
18 Welnu, wat hebt u met de weg naar Egypte
om het water van Sichor te drinken?
En wat hebt u met de weg naar Assyrië
om het water van de rivier de Eufraat te drinken?