1 Daarna verscheen de HEERE aan hem bij de eiken van Mamre, toen hij in de ingang van de tent zat en de dag heet werd.
2 Hij sloeg zijn ogen op, en keek, en zie, er stonden drie mannen voor hem. Toen hij hen zag, liep hij hun snel uit de ingang van de tent tegemoet en boog zich ter aarde.
3 En hij zei: Mijn heer, als ik nu genade gevonden heb in uw ogen, ga dan uw dienaar toch niet voorbij.
4 Laat er toch wat water gebracht worden; was dan uw voeten, en rust wat uit onder de boom.
5 Dan zal ik een stuk brood halen, zodat u op krachten kunt komen; daarna kunt u verdergaan. Daarom bent u immers bij uw dienaar langsgekomen. En zij zeiden: Doe zoals u gesproken hebt.